In het dorp, pardon, de stad Aarschot, loopt er al een tijdje een zelfgekroonde
prins rond met Jezus-allures. De knappe vogel zet zich op banken met de pancarte ‘Wat als?’. In kleurrijk
circusgewaad probeert hij zo voorbijgangers te lokken voor een zelfverzonnen
variant van de teloorgegane christelijke boodschap. Of iets dat daarop lijkt. In
een enkele artistieke bui waagt ie zich ook wel eens aan gitaarspel, weliswaar
van de cumbaya-achtige soort, maar met het hart op de tong. Het liefst spreidt hij
deze talenten tentoon voor het pas gerenoveerde nagelnieuwe gemeentehuis,
pardon, stadhuis van Gwendolyn Rutten, tijdens marktdag, wanneer de vrouwelijke
goegemeente, pardon, het gerokte stadsvolk, nog eens feesten gaan mag. Wekelijks weet hij zo
wel een paar dames te strikken in zijn baard van sierlijke nonsens alla: ‘Wat
als het morgen eens minder goed gaat?’,'lesbischen zijn des duivels’,‘zal
ik u mijn liefde voor u eens laten voelen?’ of nog ‘Salomon was zo’n domme nog
niet, die vocht tenminste nog tot bloedvergietens toe voor de christelijke zaak’.
Tot zijn potentiële volgelingen keer op keer geheel onthutst afdruipen, nog verblind door zijn aantrekkelijke archaïsche uitstraling.
Nu was ik afgelopen zondag reeds bij het krieken van de dag op wandel, omwille
van mijn nieuwe grote liefde: een geadopteerde Hongaarse straathond. Stond vader
apostel ook alreeds eenzaam maar zelfzeker langs de Demer op wacht, deze keer in wit Romeins gewaad en een pancarte met een rood hart erop. Wederom had je als onschuldige
passant gedacht dat er in de buurt een film gedraaid werd over het leven van de Heilige man, of vader Jozef, ware het niet dat er in de verste verte geen
cameraploeg te bespeuren viel.
Deze keer verkoos ik ervoor, niet gespeend van enige zondag-heiligedag-wroeging,
om toch in een boog rond hem heen te lopen, ook al was de straat benevens wat slierten ochtendnevel omzeggens nog maagdelijk leeg. En dit om twee redenen: ten eerste had
ik geen zin dat mijn honden hun
gebruikelijke concert ten berde zouden brengen aan de nog slapende apostelen
van Gwendolyn Rutten, en ten tweede had ik geen zin om het onderwerp van ‘s
mans liefdevolle zondagspreek te worden, bij gebrek aan wakkere co-discipelen
op straat. Ik betrapte er mezelf bovendien op dat ik hem voortaan helemaal in het
categorietje ‘fou et cinglé’ zou stoppen, dat mijn collega van de Ambassade van
Parijs ooit speciaal had ontworpen voor nonsensbrieven van dergelijke gaga’ers.
Wie loopt er nu immers nog rond in apostelkledij anno 2021… ?!?
Welhaast was ik de hoek van de straat om, tot ik bemerkte dat ik die ochtend
een Maria-achtige rok met dito sjaal had aangetrokken van blauw satijn. Ik keek
nog even schuldbewust achterom en zag dat ie zijn pankarte omdraaide, waar deze keer een groot vraagteken op verscheen.