Ik die de was ophang
Hij die de was uitdoet
en s t r ij k t (!)
langs de blik van zijn
nieuwsgie- rig- heid.
Met één enkele beek die ons
scheidt
verlicht de zon al de
lakens o n t s p r e i d.
Eerst doet hij de
bloeses
Dan hang ik de lijfjes -gelukkig
zijn er heden geen
onderbroeken bij!- maar volgt er teder
cashmere .
. . . . . . .
Ik vlij me gedwee op de
PLANK===> van zijn verlangen
dat ik al bergen wil
in míjn liefdeslades.
En laat me po- lijs- ten door
zijn lijzige strijkros,
van k o p tot teen.
Totdat zij luidkeels
roept:
“Komen e e e - t e n !!!
Geluk zonder droogkast...
BeantwoordenVerwijderen